Het gaspedaal van de brandweerwagenmotor wordt doorgaans bestuurd door het pedaal, ook wel het gaspedaal genoemd, een apparaat voor het regelen van de brandstoftoevoer van de voertuigmotor.
Het gaspedaal moet worden bediend met de rechterhiel op de vloer van de cabine als steunpunt, en de voetzool moet lichtjes op het gaspedaal worden getrapt.Gebruik de flexie en extensie van het enkelgewricht om af te stappen of te ontspannen.Gebruik bij het intrappen en loslaten van het gaspedaal lichte kracht en stap en til langzaam op.
Trap bij het starten van de motor van de brandweerwagen het gaspedaal niet helemaal in.Het is beter om iets hoger te staan dan het stationair gaspedaal.Bij het starten is het beter om iets vóór het koppelingspunt te tanken.Gecoördineerd en wendbaar.
Tijdens het gebruik van de brandweerwagen moet het gaspedaal worden verhoogd of verlaagd, afhankelijk van de wegomstandigheden en de werkelijke behoeften.De gekozen versnelling moet geschikt zijn, zodat de motor het grootste deel van de tijd op gemiddelde snelheid en met groot gas draait om brandstof te besparen.De coördinatie van olie, het intrappen van de koppeling en het intrappen van het gaspedaal moeten op elkaar worden afgestemd.
Trap niet op het gaspedaal als de brandweerwagen bergop rijdt.Bij gebruik van een lage versnelling is het over het algemeen aan te raden het gaspedaal half in te trappen.3. Als de motor het toerental nog steeds niet overeenkomstig kan verhogen, moet deze naar een lagere versnelling worden geschakeld en vervolgens het gaspedaal worden ingetrapt om te accelereren.
Voordat de brandweerauto stopt en de motor wordt uitgeschakeld, moet eerst het gaspedaal worden losgelaten en mag het gaspedaal niet worden ingetrapt.
Algemene zaken: licht stappen en langzaam heffen, accelereren in een rechte lijn, kracht zachtjes uitoefenen, niet te haastig, op de tenen werken zonder plotseling te trillen.
Posttijd: 21 april 2023